Hedwig Bekers

De zogenaamde Hedwig bekers vormen een groep oude glazen bekers en fragmenten, die naar vervaardigingtechniek en decoratie veel met elkaar gemeen hebben. Er zijn nu 23 exemplaren bekend. Die zijn in musea te vinden, zoals Amsterdam, Londen, Nürnberg, Krakau, Corning. Sommige als ‘vrij’ glas, andere gemonteerd in metaal als reliekhouders of andersoortige religieuze voorwerpen. Een aantal fragmenten staat in de musea van Boedapest, Poggibonsi (IT) of Novogrudok (Wit-Rusland).

De naam Hedwig heeft weinig met de bekers te maken. Hedwig von Andechs (1174-1243), echtgenote van Hendrik Ivan Silezië, zou drie van deze bekers in bezit gehad hebben. De beker die nu in Veste Coburg staat, zou van Hedwigs nicht, Elisabeth van Thüringen (1207-1231) zijn geweest. Beiden zijn heilig verklaard, hetgeen de bekers een bijzondere glans heeft gegeven en aan het raadsel van de herkomst heeft bijgedragen.

Al sinds de 19e eeuw wordt gediscussieerd over waar en hoe deze bekers vervaardigd zijn en wanneer en door wie dat is gebeurd. Iedereen is het er over eens dat Hedwig noch Elisabeth daarbij geen rol hebben gespeeld. Tot zover zijn de geleerden het wel met elkaar eens. Maar daarna is er weinig overeenstemming meer.

De bekers zouden uit de 3e eeuw CE of de Middeleeuwen stammen, vervaardigd in het Fatimidische Egypte of  in Byzantium en als handelswaar of buit dan wel als gift van de Basileus van Byzantium door pelgrims of kruisvaarders meegenomen zijn. Ze zouden uit Mitteleuropa kunnen komen of uit Kiev of in de 16e-17e eeuw uit Silezië. Ook Zuid-Italië of Sicilië zijn geopperd en weer verworpen. Ook werden de bekers gezien als islamitisch geslepen glas uit de 11e of 12e eeuw. Later werd dat weer betwijfeld omdat men in de decoratie christelijke elementen meende te zien. Enfin, kiest u maar, er is voor alles wat te zeggen of te weerleggen. En dat is er ook gedaan, in woord en geschrift, met de heftigheid die een meningsverschil onder deskundigen eigen is.

Toen kwam in 2005 Rosemarie Lierke’s boek met een eigen verklaring voor de raadsels rond de Hedwig bekers. Zij is in 1934 in Berlijn geboren en studeerde wiskunde. Samen met haar echtgenoot is zij uit de DDR gevlucht en werkte aan de Technische Universiteit Aken. In 1967 verhuisden zij naar Toledo, US. Daar volgde zij bij het Toledo Museum of Art cursussen ‘Studio glass’ en experimenteerde zelf met technieken van het maken van glas. In 1973 ging het gezin weer terug naar Duitsland waar ze lerares werd, doorging met glasexperimenten en veel publiceerde. In 2007-2008 doceerde ze oude glastechnieken aan de Universiteit van Jena. Haar opvattingen riepen veel weerstand op bij de gevestigde orde. Temeer, omdat zij ‘maar’ een wiskundige was, autodidact op glasgebied en bovenal een vrouw. Zij meende dat de bekers uit het Normandische Sicilië moesten komen. Om helemaal zeker te zijn is meer onderzoek nodig naar manier waarop men in de Middeleeuwen primair of ruw glas maakte. Uit onderzoek van Wedepohl was al duidelijk geworden dat het primaire (soda-potas)glas uit de Levant geïmporteerd is.

Lierke had begrepen dat technieken die vóór het werken met de blaaspijp gebruikt werden in het gebied rond de Middellandse Zee nog lang in gebruik zijn gebleven. Zij besloot onderzoek te doen naar de Hedwig bekers. Het resultaat kort samengevat zijn de bekers niet van bergkristal maar van (donker)groen gekleurd glas. De decoratie is ornamentaal of met heraldische figuren als adelaars, leeuwen of griffioenen. Eén beker is niet gedecoreerd. Een aantal bekers ging in WWII verloren. Eén beker is slechts bekend door een vermelding uit de 15e  eeuw, maar is nooit boven water gekomen. Ook zou er een in onbekend particulier bezit zijn. Veel fragmenten zijn in de 2e helft van de vorige eeuw gevonden, wat een nieuwe impuls gaf aan de herkomstdiscussie. Sommige bekers zijn al eeuwenlang als relikwiehouder in een gouden houder gemonteerd, zoals die uit Krakau of Namen. Van die laatste denkt men de goudsmid te kennen: Hugo van Ognies (1200-1240). Het gebied waar de bekers gevonden of opgegraven zijn, komt min of meer overeen met Mitteleuropa, het Duitse cultuurgebied.

Het ruwe primaire glas kwam dus uit de Levant. Maar hoe is het secundaire glas gemaakt? Kortweg komen twee vervaardigingwijzen in aanmerking: men heeft dikwandige bekers geblazen en in de wand later de decoraties uitgeslepen of de bekers zijn in een vorm geperst. In afwachting van het slijpwerk, zou de niet-gedecoreerde beker dan zeer dikwandig moeten zijn maar is dat niet het geval. Lierke wist dat onregelmatigheden in de glasmassa goede indicaties geven. In de vroege Middeleeuwen werd het gemeng vaak bij onvoldoende verhit. Onder meer bleven vaak veel kleine luchtbelletjes in het glas achter. Zij zag dat dit ook bij deze bekers het geval was en vroeg zich af hoe men er toen in geslaagd zou kunnen zijn zulke strakke decoraties in een wand vol belletjes uit te slijpen? Zelfs met de huidige bijzonder fijne slijptechnieken is dat vrijwel onmogelijk.

Er moest dus wel een andere techniek gebruikt zijn. Een van haar studies is gericht op de ‘Glastöpferei’, een methode om glazen voorwerpen te maken met een pottenbakkerswiel in combinatie met het persend bewerken van (traag)vloeibaar glas. De tekeningen geven schematisch hoe daarbij gewerkt zou kunnen zijn. En de foto toont een moderne proefbewerking daarvan: op een ronddraaiend pottenbakkerswiel wordt een traag vloeiende glasmassa in een vorm gegoten en omhoog geperst, nog versterkt door de middelpuntvliedende kracht van het ronddraaiende wiel. Een aanwijzing hiervoor waren de voren, die door het gehanteerde (pers)instrument aan de binnenzijde van de glazen zichtbaar gebleven zijn.

Hiermee kon zij een stilistisch en technisch bevredigend antwoord geven op de vragen naar de herkomst van de bekers (Palermo) en de vervaardigingtechniek (Glastöpferei). Alles is natuurlijk voorlopig, tot er weer een nieuwe glasdeskundige opstaat met een andere benadering en conclusie. De definitieve oplossing van het raadsel van de Hedwig bekers zal niet snel bereikt worden. Er zal altijd ruimte voor twijfel overblijven. Gelukkig maar, wat hadden we anders te doen?

Bij het schrijven heb ik gebruik gemaakt van ‘Die Hedwig Becher’ (Ruhpolding 2005, ISBN 3-938646-04-7) door Rosemarie Lierke, met wie ik ook enkele gesprekken heb gevoerd.

Dit artikel is begin 2020 verschenen in het Glashistorisch Tijdschrift van de hand van Willem van Traa