Penny Licks

Nu stormt het, het is koud of het regent pijpenstelen. Geen weer voor ijs, zou je zeggen. Maar deze website kent geen seizoenen en dit is een interessant onderwerp. In ‘Een coupe speciaal’ van Pim Reijnders (ISBN 9020459325) over de geschiedenis van consumptie-ijs zie ik afbeeldingen van glaasjes: Penny Licks.

Nu stormt het, het is koud of het regent pijpenstelen. Geen weer voor ijs, zou je zeggen. Maar deze website kent geen seizoenen en dit is een interessant onderwerp. In ‘Een coupe speciaal’ van Pim Reijnders (ISBN 9020459325) over de geschiedenis van consumptie-ijs zie ik afbeeldingen van glaasjes: Penny Licks.

Penny Licks zijn kleine glaasjes, die lijken op de borrelglaasjes die wij kennen als kasteleins glaasjes of deceptive glasses om beroepsmatige drankinname te beperken. Het onderscheid tussen die twee is lastig. Een penny lick heeft een zeer geringe (binnen)glooiing van de kelk, die niet de lijn van de buitenkant volgt, een kelk met een zeer dikke bodem. Het ijs ligt er vooral bovenop om af te likken. Bij kasteleinsglaasjes is de glooiing steiler en V-vormig, zodat de kelkwand zeer dik is. En meestal hebben ze meer inhoud dan de penny lick. De kastelein moest toch wel enige drank in z’n glaasje hebben om met de klanten te toasten. Maar ik kan niet uitsluiten dat uit een penny lick wel eens een heel klein borreltje gedronken is.

Kijk maar naar de foto’s en zie de verschillen. Onder de kasteleinsglaasjes en boven de laat 19e of vroeg 20e eeuwse glaasjes om ijs uit te eten. Ik blijf de Engelse naam gebruiken omdat ik ze daar het eerst tegen kwam. Ze zouden alleen in Engeland en de USA gebruikt zijn. Dus lag het voor de hand te veronderstellen dat ze ook daar gemaakt zouden zijn. In continentaal Europa zouden ze onbekend zijn. Althans, dat dacht ik eerst. Maar later kwam ik ze ook tegen in Frankrijk met de bevestiging dat ze ook daar ter plaatse gemaakt waren. Ook in ons land zijn ze gemaakt, in Leerdam. Penny-licks waren er in alle soorten en maten, meestal stevig uitgevoerd, want ze moesten lang mee kunnen. De versiering was meestal beperkt tot wat sierringen aan de stam. Deze twee half-penny’s zijn fraaier versierd en waren waarschijnlijk om thuis te gebruiken.

Waarom werden destijds glaasjes gebruikt om ijs uit te eten? Papier of wafels liggen toch meer voor de hand? IJs is een massaproduct, uit de supermarkt nemen we een bak ijs mee naar de vriezer thuis. Wie niet kan wachten heeft overal verpakte ijsjes. De liefhebber gaat naar de ijssalon, met Italiaanse namen, zoals Venezia of Capri. Maar hoe ging dat vroeger? Waar komt ijs vandaan en hoe werd gegeten?

Google geeft ruim één miljoen hits. Een paar wetenswaardigheden: Waar ijs vandaan komt kan niemand vertellen. Dat het met Marco Polo uit China zou komen is onbewezen. Maar hij zou ook de spaghetti meegebracht hebben en dat is ook niet waar. Hoe het ook zij, de Farao’s, in Pompeï, bij Nero in Rome, Maria de Medici in Parijs, overal ontwikkelde men een smaak voor gekoelde lekkernijen. In 1672 at de Charles I ijs als dessert. Rond 1800 zou George Washington $ 200 betaald hebben voor een ijsrecept. In 1842 bedacht Nancy Johnson een handmatige ijsmaker om het ijs makkelijker te maken. Toen de ijsmakers gemechaniseerd werden, kwam de productie pas goed op gang, ijs als massaproduct. De lijst is lang en kan moeiteloos aangevuld worden.

Dat ijs bij diners thuis in glazen geserveerd werd, is aannemelijk. Er waren in die tijd al veel soorten dessertglazen, voor warme of gekoelde gerechten. De glazen voor het warme dessert, zoals custard, waren voorzien van een oor, de andere waren bedoeld om uit gedronken of gelepeld te worden zoals tegenwoordig nog Advocaat. Meestal werd alles aan het einde van de maaltijd op één of meer gestapelde Tazza’s opgediend en kon men nemen waar de voorkeur naar uit ging. Al in de 19e eeuw kon men alle soorten dessert bij de bakker bestellen. Die werden in -eenvoudige- glazen geleverd, die na afloop weer terug gingen. Natuurlijk beschikten sommige huishoudens ook over eigen dessertglazen, die meestal van wat betere kwaliteit en uitvoering waren.

Maar net als tegenwoordig hadden mensen ook buiten wel trek in een ijsje. Je kon altijd bij de bakker langsgaan, maar die was niet altijd open of in de buurt. Gelukkig werd ijs ook op straat uitgevent. Eind 19e eeuw is overal in Europa ijs van de -Italiaanse- ijskar populair. Eerst wordt het verkocht in gewaxt papier: lekken, kleven, geen groot succes. Daarna komen de glazen penny-licks: ijs er in, uitlikken en terug voor hergebruik. En schoonmaken? Niet echt, dus blijft hygiëne /een probleem. Mede daarom zijn in 1926 penny-licks als gevaar voor de volksgezondheid (TBC!) in Engeland verboden. Ook in ons land blieft men graag ijs van de kar. Het gemeentearchief van Rotterdam meldt dat tot 1910 ijs werd verkocht in ‘kleine glaasjes’. Om de kwaliteit van het ijs te verbeteren en de slechte hygiëne tegen te gaan komt er in 1929 het Consumptie-ijs Besluit. Daarmee is het definitief afgelopen met de glaasjes.

Op straat was de one-penny lick (midden) het meest voorkomend, maar de inhoud hield duidelijk niet over. Wie minder te besteden had kreeg nog minder ijs en was dus goedkoper uit met een half-penny lick (links). En wilde men echt een lekkere portie ijs, dan deed je duur met een two-penny lick, maar dan had je ook wat (rechts). Deze catalogus laat zien welke soorten en maten te verkrijgen waren.

Al voor de ijsglaasjes verboden werden waren er wafels en hoorntjes als verpakkingsmateriaal voor ijs op de markt gekomen. Over de ontstaansgeschiedenis van de eetbare ijshoorntjes is nog veel onbekend. Vast staat dat in 1903 Italo Marchiony, een ijsverkoper uit New York, een patent aanvroeg voor een machine die ‘ice cream containers’ maakte. Het onwaarschijnlijkste verhaal is dat in 1904 bij de St. Louis’ Worldfair, ijsverkoper Ernest Hamwi geen verpakkingsmateriaal meer had en bij de naburige kraam van een wafelbakker langs is gegaan. Later gebruikte Hamwi dit verhaal als reclame voor zijn ijsfabriek. Zijn claim op wereldfaam is niet echt sterk als we weten dat op diezelfde tentoonstelling Abe Doumar al een behoorlijk aantal opgerolde en met ijs gevulde wafels verkocht. Die wafels had hij leren kennen van Leonidas Kestekidès, een emigrant uit Gent. Doumar had zo’n succes dat hij op de Jamestown Exposition van 1907 al 23.000 ijsjes verkocht.

Wie er ook in de VS. is begonnen, in Engeland had Antonio Valvona, een ijsverkoper uit Manchester, al in 1902 een patent genomen op een machine die wafelhoorntjes maakte. Was hij dan de eerste? Dat is zeer onwaarschijnlijk als ik lees dat eetbare hoorntjes al in 1825 in Franse kookboeken vermeld worden. Julien Archambault beschrijft hoe een hoorntje van een wafeltje gerold kan worden. Een andere referentie komt uit ‘Mrs A. B. Marshall’s Cookery Book’ in 1888 geschreven door de Engelse Agnes B. Marshall (1855–1905) bij haar recept voor “Cornet with Cream”. Ik ga er maar van uit dat we nooit te weten zullen komen wie als eerste ijswafels heeft gebruikt. Dat ze rond 1900 in grote hoeveelheden machinaal vervaardigd zijn staat wel vast. En evenzo dat dit het begin van het einde betekende van de glazen Penny-licks, die te duur, te omslachtig in het gebruik en te onhygiënisch waren. Gelukkig voor de verzamelaar zijn er nog meer dan genoeg bewaard gebleven, die overal en meestal tegen redelijke prijzen gekocht kunnen worden.    

Dit artikel is eerder in het Glashistorisch Tijdschrift gepubliceerd. Auteur: Willem van Traa